De nieuwe EPD-wet van minister Schippers schept al een jaar verwarring in de Eerste Kamer. Voor patiënt noch arts is het duidelijk wie straks na het geven van toestemming medische gegevens kan raadplegen. Na twee jaar troebele discussie, wil de minister de patiënt het allemaal zelf laten regelen. Daarmee gaat ze ten onrechte de fundamentele privacydiscussie uit de weg.
De wet die de juridische basis moet gaan vormen voor het privaat doorgestarte Elektronisch Patiëntendossier wordt inmiddels al een jaar aangehouden door de Eerste Kamer. De Senaat heeft gegronde twijfels bij de wet, die onder meer moet gaan regelen hoe een vertrouwelijke behandelrelatie moet worden gewaarborgd bij het digitaal toegankelijk maken van medische gegevens. Begin april nodigden Eerste Kamerleden voor de tweede maal een panel met deskundigen uit die hun commentaar op het wetsvoorstel mochten leveren. Specifieke Toestemming was één van de genodigden en leverde voorafgaand aan de expert-meeting schriftelijke input (PDF).
EPD alsnog van wettelijke basis voorzien
Het wetsvoorstel is in de eerste plaats bedoeld om het LSP-systeem (Landelijk Schakelpunt) waarvoor de Eerste Kamer de wetgeving in 2011 unaniem verwierp, alsnog van een wettelijke basis te voorzien. Woordvoerder Vincent Böhre stelde tijdens de expert-meeting: “De infrastructuur van het EPD werd door private partijen doorgestart in de vorm van het Landelijk Schakelpunt. Zo zagen wij het destijds en zo zien wij het nog steeds grotendeels, met alle manco’s die destijds in de infrastructuur zaten en nog steeds zitten. In onze optiek is de infrastructuur te grootschalig en inherent onveilig, met generieke, ongerichte en onbepaalde toestemming.”
Specifieke Toestemming wijst sinds de indiening van het wetsvoorstel in 2014 op de onoverzichtelijke toestemming die patiënten volgens de nieuwe EPD-wet kunnen geven. Mede door deze input werd het geven van generieke toestemming door de Tweede Kamer uit de wet gehaald. Een stap in de goede richting.
Gegoochel met termen
Sinds de Tweede Kamer generieke toestemming schrapte, werd de wet echter alleen maar ingewikkelder. Minister Schippers introduceerde een nieuwe toestemming genaamd “gespecificeerde toestemming”, die veel vragen opriep tijdens de behandeling in de Senaat en de aldaar gehouden expertmeetings. Wie het wetsartikel over gespecificeerde toestemming nauwkeurig bekijkt, moet concluderen dat dit nog steeds een zeer brede, onoverzichtelijke toestemming kan betekenen die de oorspronkelijke bezwaren niet wegneemt.
Bovendien, zo moest minister Schippers later zelf vaststellen, zijn huidige systemen (lees: het LSP) in hun ontwerp niet uitgerust om iets anders dan generieke toestemming mogelijk te maken – zo ook haar eigen “gespecificeerde toestemming”. Totdat dat zover is, wil de minister dat “gedurende een driejarige overgangsperiode een generiek ‘ja’ of ‘nee’ volstaat”, zo schreef ze in december 2015. Met andere woorden: als het aan de minister ligt, wordt generieke toestemming alsnog de standaard wijze van toestemming geven.
Gevoelig punt geraakt
Specifieke Toestemming schreef hierover een brief aan de Eerste Kamer, waarin ze erop wees dat generieke toestemming, ook voor drie jaar, onacceptabel was, daarbij verwijzend naar de motie van de Tweede Kamer die generieke toestemming uit het wetsvoorstel schrapte. In reactie daarop stelde de minister juist weer dat het helemaal niet de bedoeling was dat er generieke toestemming werd gevraagd: “Het is niet zo dat de toestemmingsvraag generiek is. […] Wel kan het antwoord op de toestemmingsvraag generiek zijn.”
Een volgens Specifieke Toestemming onbegrijpelijke redenering, die illustreert in welke bochten de uitleg van deze wet moet worden gewrongen om de onoverzichtelijke toestemming die minister Schippers wil invoeren, alsnog te legitimeren. Een generiek antwoord op een specifieke vraag is een contradictio in terminis. Specifieke Toestemming woordvoerder Vincent Böhre zei hierover tijdens de expertmeeting: “Met alle respect, haar brief komt op mij over als gegoochel met termen, waardoor het alleen maar onduidelijker wordt. Wij vinden het standpunt van de minister hierover onbegrijpelijk. We hadden met onze brief aan de Eerste Kamer blijkbaar een gevoelig punt geraakt.”
Volgens minister Schippers is de vraag “mag ik uw medische gegevens toegankelijk maken voor alle op het systeem aangesloten zorgverleners?” overigens een specifieke vraag, zo blijkt uit haar brief. Specifieke Toestemming is het hier volstrekt mee oneens. Als een patiënt een dergelijke vraag met “ja” beantwoordt, geeft deze immers een brede, ongerichte toestemming waarbij op voorhand niet duidelijk is wie voor welke reden toegang kan krijgen tot welke gegevens – kortom, weinig specifiek.
Overhaast patiëntportaal ingevoerd
De hele discussie over generiek, gespecificeerd en specifiek toestemming vragen of geven wordt door minister Schippers echter gelaten voor wat ze is. In de laatste uitgebreide brief slaat ze een nieuwe richting in als het gaat om het uiteindelijke doel van deze wet: in de toekomst moet de patiënt de volledige regie krijgen over wie toegang heeft tot welke medische gegevens. Dit moet gaan gebeuren via een online patiëntportaal, zo blijkt uit het voorstel van de minister.
“Wij vinden dat een onverantwoorde verschuiving van de verantwoordelijkheid en ook van de aansprakelijkheid in sommige gevallen”, stelde Böhre hierover tijdens de expertmeeting. De regie over de inhoud en de toegang van het zorgdossier dient volgens Specifieke Toestemming in de eerste plaats bij arts en patiënt gezamenlijk te blijven, zoals het medisch beroepsgeheim en de wetten rondom patiëntprivacy voorschrijven. Als de patiënt dit allemaal zelf moet gaan regelen, krijgt deze een grote verantwoordelijkheid die in de praktijk snel fout kan uitpakken – zowel wat betreft de toegankelijkheid van gegevens, maar ook het niet toegankelijk zijn van gegevens terwijl dat wel nodig is.
De huidige wetgeving regelt dat de arts de patiënt gericht toestemming vraagt, en dat zou het uitgangspunt moeten blijven volgens Specifieke Toestemming. De zorgverlener is vrijwel altijd beter op de hoogte van welke gegevens relevant zijn voor een zorgvraag, en is bovendien wettelijk en tuchtrechtelijk aansprakelijk voor de kwaliteit en vertrouwelijkheid van deze informatie. Dit is een verantwoordelijkheid die je niet zomaar kunt overdragen aan een patiënt – zeker niet iedere patiënt. Door een portaal met eigen beheer niet als extra mogelijkheid, maar als norm te stellen, worden de voordelen van patiënten die hier baat bij hebben ondergesneeuwd door de risico’s van een onverantwoord beheer.
Boven alles ontwijkt Schippers door volledig in te zetten op eigen regie, de fundamentele discussie over de reikwijdte en overzichtelijkheid van de toestemming, die overigens ook bij de invoering van een patiëntenportaal noodzakelijk is. Voor zo’n toepassing, die plaatsvindt buiten de directe zorg, zou alleen al een aparte wet moeten worden geschreven. De wet zoals minister Schippers nu heeft voorgelegd, bevat geen beschermend kader voor het ontwikkelen van een “patiëntgeheim” en alle kwesties omtrent verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid die voor een dergelijk systeem noodzakelijk zijn.
Documenten genoemd in dit stuk:
Schriftelijke input Specifieke Toestemming t.b.v. expert-meeting Eerste Kamer 5 april 2016
Woordelijk verslag expert-meeting Eerste Kamer 5 april 2016
Brief en begeleidend schrijven van minister Schippers d.d. 8 maart 2016 aan Tweede Kamer ter reactie op brief Specifieke Toestemming aan Eerste Kamer d.d. 18 januari 2016.